medewerkers in overleg in vergaderruimte

Onderzoeken die zijn afgerond

Pluryn deed eerder ook al onderzoek. Je vindt hieronder een overzicht van de onderzoeken die al klaar zijn. Wil je weten met welke onderzoeken we nu bezig zijn? Kijk dan eens op deze pagina.

Afgeronde onderzoeken

Wat helpt om jongeren zo kort mogelijk in een verblijf te laten wonen en zo snel mogelijk weer thuis te laten wonen? 

In dit project wordt onderzocht hoe jongeren korter in een residentiële jeugdhulpinstelling kunnen verblijven en waar mogelijk weer thuis kunnen wonen. Het doel is om te kijken of de zorg in de regio’s Centraal Gelderland en Nijmegen goed werkt, slim is georganiseerd en past bij de omgeving van de jongere. 

Twee hoofdvragen staan centraal: 

  • Wat helpt om de verblijfsduur te verkorten, vooral in combinatie met het versterken van het sociale netwerk? Wat wordt er in de regio’s Centraal Gelderland en Nijmegen al gedaan?  
  • Welke onderdelen in de aanpak dragen bij aan een korter verblijf? 

Het onderzoek bestaat uit twee delen. In het eerste gedeelte is dossieronderzoek uitgevoerd. Zo werd onderzocht welke aanpakken zijn gebruikt in de behandeling en of het netwerk van de jongere hierbij betrokken was. 

In het tweede gedeelte zijn er gesprekken gevoerd met gedragswetenschappers en groepsbegeleiders van Pluryn. In deze gesprekken werd gesproken over hoe contextgericht wordt gewerkt door gedragswetenschappers en groepsleiders.  

Samenwerking 
Het onderzoek maakt deel uit van een door ZonMw gefinancierd project (2020-2024) dat zich richt op normalisatie en kinderen zo thuis mogelijk laten opgroeien. Het onderzoek wordt uitgevoerd door de Academische Werkplaats Jeugd Inside-Out (zie https://www.insideout.nl/) waar Pluryn partner van is. Naast Pluryn neemt ook Entrea Lindenhout deel.  

Brains4Use is een training die jongeren helpt om minder alcohol of drugs te gebruiken.

De training was eerder goedgekeurd door een speciale commissie (de Erkenningscommissie Justitiële Interventies), maar die goedkeuring is verlopen. Daarom is in 2021 een nieuw onderzoek gestart om te kijken of Brains4Use werkt bij 1) minder gebruiken van middelen (zoals alcohol of drugs), 2) minder sterke behoefte (craving) om te gebruiken en 3) meer motivatie om te stoppen of minderen. 

Tien jongeren deden mee aan het onderzoek. Ze vulden elke dag in hoeveel ze gebruikten en hoeveel zin ze hadden om te gebruiken. De motivatie om te minderen werd gemeten tijdens elke sessie door de Brains4Use-begeleider. Na afloop werden er ook gesprekken gevoerd met jongeren en begeleiders om te horen hoe zij de training hebben ervaren. 

Resultaten
Resultaten laten een zwak tot groot resultaat zien van Brains4Use op het verminderen van middelengebruik bij vier van de zeven deelnemers. Twee van de drie jongeren hadden minder sterke cravings. Sommige gegevens ontbraken, dus voor een aantal jongeren konden geen duidelijke conclusies worden getrokken. Daarnaast kregen twee van de zeven jongeren meer motivatie om te minderen. Bij drie deelnemers waren er geen rapportages over motivatie beschikbaar. 

In de gesprekken zeiden jongeren dat ze Brains4Use leerzaam en nuttig vonden, al vonden sommigen het ook zwaar. Jongeren gaven aan dat ze zichzelf beter zijn gaan begrijpen of dat ze eerlijker zijn geworden tegenover familie of vrienden over hun middelengebruik. De begeleiders dachten er hetzelfde over: zij vonden dat de training positief werkte bij acht van de tien jongeren. 

De resultaten laten dus wisselende uitkomsten zien over de effectiviteit van Brains4Use. Bij de meeste jongeren was er een daling in middelengebruik en craving. Daarom concluderen we dat Brains4Use mogelijk goed kan werken. Het is belangrijk om herhaaldelijk onderzoek uit te voeren voor sterker bewijs. 

In 2025 wordt Brains4Use verbeterd. De uitkomsten van dit onderzoek en ervaringen van jongeren en begeleiders worden daarbij gebruikt. 

Samenwerking
In dit onderzoek is samengewerkt met Stichting 180, Pluryn, Universiteit van Amsterdam, GGzE, Pactum en de Rijks Justitiële Jeugdinrichting. Het onderzoek werd gesubsidieerd door het KFZ-J.

Meer informatie
Kijk voor meer informatie op de site van het KFZ-J. Hier vind je ook het Eindrapport en een Factsheet.

Contactpersoon 
Voor meer informatie kan contact worden opgenomen met Evelien Poelen (epoelen01@pluryn.nl) of Alysha Merkx (amerkx@pluryn.nl). 

Promotieonderzoek naar suïcidaliteit bij jongeren die in een JeugdzorgPlus instelling wonen.

Op 16 december is Shireen Kaijadoe bij de Radboud Universiteit Nijmegen gepromoveerd op een onderzoek naar jongeren met suïcidaliteit in de JeugdzorgPlus. In het onderzoek ging het om vragen zoals: 

  • Hoe wordt er omgegaan met jongeren die aan zelfdoding denken?
  • Wat doet suïcidaal gedrag met de medewerkers op de groep?
  • Hoe kunnen ervaringsdeskundigen (mensen met eigen ervaring) helpen in de behandeling?
  • Wat is het effect van een training die helpt om suïcidaliteit te voorkomen? 

Resultaten
Het onderzoek liet verschillende belangrijke uitkomsten zien. Jongeren vertelden dat ze behoefte hebben aan vertrouwde hulpverleners die dichtbij zijn, zowel lichamelijk als in aandacht. Ze willen hulpverleners die luisteren, steunen en helpen om rustig te blijven, zonder boos te worden of te oordelen. Jongeren zeiden ook dat een isoleercel hun suïcidale gevoelens erger maakt. Daarom vertellen ze vaak niets over hun gedachten, omdat ze bang zijn dat ze worden opgesloten. Hulpverleners gaven aan dat ze zich soms machteloos en onzeker voelen. Ze missen soms de juiste kennis of vaardigheden. Als er een zelfdoding gebeurt, heeft dat veel impact. Daardoor gebruiken ze sneller strenge maatregelen, om te voorkomen dat het nog een keer gebeurt. 

Het onderzoek laat zien dat ervaringsdeskundigen (mensen met eigen ervaring) een positief effect kunnen hebben op jongeren. Jongeren denken minder aan zelfdoding. Ze worden meer gemotiveerd voor behandeling. Ook leren ze beter omgaan met hun gevoelens. Voor het behandelteam zijn ervaringsdeskundigen ook waardevol. Ze zorgen voor meer kennis en uitleg, minder strenge aanpak en meer ruimte voor jongeren om zelf keuzes te maken Het onderzoek laat ook zien dat training voor hulpverleners belangrijk is, maar bij een hoge werkdruk is het effect van een training kleiner. Extra steun blijft dus nodig. 

Samenwerking
Dit onderzoek is uitgevoerd door Shireen Kaijadoe met een ZonMw-subsidie onder begeleiding van prof. dr. Ron Scholte (Radboud Universiteit), prof. dr. Arne Popma (Amsterdam UMC), dr. Helen Klip (Karakter Kinder -en Jeugdpsychiatrie) en  dr. Karin Nijhof (Pluryn). 

Ook is er een video over het onderzoek gemaakt, deze is hier te bekijken en is er een kalender voor en door jongeren en medewerkers ontwikkeld. 

Contactpersoon
Voor meer informatie kan contact worden opgenomen met Karin Nijhof (knijhof@pluryn.nl). 

Een traumasensitief dansprogramma bij traumaklachten. 

Het Trauma Relief Movement Programma is een traumasensitief dansprogramma ontwikkeld door de Move Forward Foundation en de Trauma Company. De Move Forward Foundation is een jaar geleden gestart met het aanbieden van het dansprogramma voor meisjes met traumaklachten in de jeugdhulp met verblijf en voor vrouwen in de vrouwenopvang. Het doel van het programma is om traumaklachten te verminderen. Het geeft meisjes en vrouwen een veilige plek en een manier om hun gevoelens via dans te uiten. Zo helpt het bij herstel en geeft het meer kracht en zelfvertrouwen. De onderzoeksafdeling van Pluryn heeft in opdracht van Move Forward onderzocht of het programma goed uitvoerbaar is. 

Voor dit onderzoek spraken we met deelnemers van het programma, danscoaches en groepsbegeleiders. Ook vulden 16 deelnemers voor en na de danslessen vragen in over hun mentale en lichamelijke gezondheid. 

Resultaten
Uit de gesprekken bleek dat de meeste deelnemers heel enthousiast waren over de danslessen en over de danscoach. De dans hielp om te ontspannen en even niet te denken aan stress of negatieve gedachten. Een deelnemer zei ‘dit is echt even mijn momentje dat ik gewoon mezelf kan zijn en geen stress heb en dat ik niet in mijn kamer zit en dat ik er even uit ben.’ De danscoaches zagen na een paar lessen dat deelnemers die elke week terugkwamen kleine stapjes vooruit gingen. Ze werden meer ontspannen: hun schouders gingen omlaag, ze maakten meer oogcontact en voelden zich beter in hun lichaam. Ook de ingevulde vragenlijsten lieten zien dat het na de dansles beter ging met de mentale en lichamelijke gezondheid. Soms gebeurde er iets anders: door de dans gingen deelnemers weer gevoelens ervaren die ze eerder hadden weggestopt door trauma. Dat kon spannend of moeilijk zijn. 

Sinds vorig jaar kunnen meisjes op de Pluryn-locatie in Maarsbergen meedoen aan het programma. Pluryn wil in 2025 samenwerken met de Radboud Universiteit om het programma wetenschappelijk te onderzoeken. Dan worden de effecten van het programma onderzocht. Het programma wordt nu betaald door sponsoren en is op dit moment alleen beschikbaar in de regio’s Rotterdam en Utrecht. In 2025 wil de Move Forward Foundation het dansprogramma ook op andere plekken in Nederland aanbieden. 

Contactpersoon
Voor meer informatie kan contact worden opgenomen met Karin Nijhof (knijhof@pluryn.nl) of Linde Broekhoven (lbroekhoven@pluryn.nl). 

Promotieonderzoek naar het verminderen van gedwongen afzonderen in JeugdzorgPlus.

In 2018 spraken alle instellingen voor JeugdzorgPlus, waaronder Pluryn, samen af dat ze minder gebruik willen maken van gedwongen afzondering van jongeren. Daarom is een landelijk onderzoek gestart met de titel "Ik laat je niet alleen". Het onderzoek werd uitgevoerd door Melissa van Dorp. 

Bij het onderzoek deden jongeren, hulpverleners, ervaringsdeskundigen en onderzoekers mee. Met een actieonderzoek dachten zij continu na over hoe gedwongen afzonderen minder kan worden ingezet. Het doel van het onderzoek was om meer kennis te krijgen over hoe je gedwongen afzondering kunt verminderen. Het onderzoek richtte zich op drie punten: 

  • Het maken van een duidelijke en gezamenlijke omschrijving van wat gedwongen afzonderen precies is.
  • Het onderzoeken van de verandering in het gebruik van gedwongen afzonderen, nadat er gewerkt werd met monitoring en feedback (dat wil zeggen: meten en bespreken wat er gebeurt).
  • Het vinden van manieren en voorwaarden om gedwongen afzonderen echt te kunnen verminderen. 

Resultaten
De belangrijkste uitkomsten van het onderzoek zijn: 

  1. Duidelijke definitie: er is een heldere en meetbare beschrijving gemaakt van wat gedwongen afzonderen precies is. Deze beschrijving is samen opgesteld met jongeren, hulpverleners en ervaringsdeskundigen.
  2. Gelijke manier van registreren: alle JeugdzorgPlus-instellingen zijn gestart met een eenzelfde registratiesysteem om het gebruik van gedwongen afzondering bij te houden.
  3. Feedback werd gegeven op twee manieren: maandelijks per locatie, met cijfers en rapporten en elke zes weken tijdens landelijke bijeenkomsten, met presentaties en uitwisseling van ervaringen. Het doel hiervan was om van elkaar te leren.
  4. Minder afzonderingen: er was een daling van 61% in het aantal keren dat jongeren gedwongen werden afgezonderd. De duur van de afzonderingen bleef wel hetzelfde; die veranderde niet.
  5. De vicieuze cirkel doorbreken: er werd gekeken naar de vicieuze cirkel die kan ontstaan bij gedwongen afzondering. Dit is een negatieve spiraal waarbij de jongere en de begeleider steeds minder contact met elkaar hebben. Het onderzoek laat zien dat er twee dingen belangrijk zijn om gedwongen afzondering te verminderen: 
    • De omgeving waarin jongeren verblijven: kleine groepen en vaste teams helpen hierbij.
    • Professionele ontwikkeling van medewerkers: zoals investeren in de band met jongeren, samen overleggen, en goede begeleiding (zoals intervisie en supervisie).  

Op 12 juni 2024 heeft Melissa succesvol haar onderzoek verdedigd bij het Amsterdam UMC.  

Samenwerking
Het onderzoek is vanuit de Academische Werkplaats Risicojeugd uitgevoerd door Melissa van Dorp onder begeleiding van prof. dr. Eva Mulder (Uva/NJi), dr. Karin Nijhof (Pluryn) en prof. dr. Arne Popma (Amsterdam UMC). Dit onderzoeksproject was in opdracht van JeugdzorgNederland.  

Contactpersoon
Voor meer informatie kan contact worden opgenomen met Karin Nijhof (knijhof@pluryn.nl).   

Onderzoek naar een dagboek-app voor jongeren met een licht verstandelijke beperking. 

In dit project is onderzocht of een dagboek-app goed te gebruiken is door jongeren met een licht verstandelijke beperking (LVB). De app is een nieuwe manier om veranderingen bij jongeren goed te volgen, van dag tot dag. In totaal deden 50 jongeren met een LVB mee aan het onderzoek. Zij vulden 60 dagen achter elkaar elke dag een korte vragenlijst in op hun telefoon. 

De vragen waren deels standaard en deels zelfgekozen, zodat ze goed pasten bij wat elke jongere nodig had. Tijdens hun behandeling bespraken de jongeren hun antwoorden met hun begeleiders.  

Resultaten
De belangrijkste resultaten van het onderzoek zijn: 

  • 70% van de dagboekvragen werd ingevuld. Dat is een goed resultaat en laat zien dat jongeren de app trouw gebruikten.
  • De zelfgekozen vragen verschilden sterk per persoon. Dit laat zien dat jongeren met een licht verstandelijke beperking heel verschillend zijn en eigen behoeften hebben.
  • De meeste jongeren vonden het werken met de app nuttig. Ze zeiden dat het hen hielp om meer over zichzelf na te denken, beter te praten met hun begeleider en probleemgedrag te verminderen.  

De conclusie is dat het gebruik van een dagboek-app geschikt én waardevol is voor jongeren met een licht verstandelijke beperking. Deze methode kan helpen om de zorg beter aan te passen aan de persoon en biedt ook kansen voor nieuw onderzoek. 

Meer informatie
Via onderstaande links is de publicatie te lezen: 

Contactpersoon
Voor meer informatie kan contact worden opgenomen met Daan Hulsmans (daan.hulsmans@ru.nl).